top of page
Zoeken
  • Foto van schrijverBenjamin Dalle

Waar is de Brusselse fierheid?

In de aanpak van de drugsepidemie in Brussel en de dramatische situatie van de grote Brusselse stations en hun buurten is er één constante: een Brusselse Regering die uitblinkt in afwezigheid, met de minister-president op kop. Meer zelfs: Rudi Vervoort toonde zich ‘opgelucht’ dat premier Alexander De Croo het initiatief neemt om de verschillende betrokken partijen samen te roepen. Een stuitend vertoon van onmacht. De leider van de Brusselse regering die tevreden is dat niet hij, maar wel de premier de maatschappelijke problemen van de hoofdstad aanpakt. Waar is de fierheid die de Brusselaars kenmerkt?

Alsof Rudi Vervoort vanuit zijn rol als belangrijkste politicus in Brussel geen actie zou kunnen ondernemen? Is Vervoort vergeten dat de minister-president sinds de zesde staatshervorming bevoegd is voor de coördinatie van het veiligheidsbeleid? Elke keer opnieuw horen we dat Brussel maar wat graag een volwaardig gewest wil zijn, ‘une région à part entière’, terwijl het Brussels Hoofdstedelijk Gewest vandaag al kan rekenen op meer bevoegdheden dan de twee andere gewesten. En als puntje bij paaltje komt, blijkt deze regering niet bij machte om levensgrote problemen in het gewest bij de wortel aan te pakken. De Brusselse regering is als een wielrenner die graag wil deelnemen aan de Tour de France, tot hij beseft dat hij dan ook bergen moet beklimmen. Alarmerende cijfers De treinstations zijn een toegangspoort tot de stad. De stationsomgevingen zijn het eerste beeld dat pendelaars, bezoekers en toeristen zien wanneer ze naar Brussel komen. Het is geen fraai visitekaartje. De problemen in het Zuidstation zijn geen alleenstaand geval. Ze komen ook niet ‘uit het niets’. Ze zijn symptomen van een jarenlang etterende ziekte. Er woedt al jarenlang een sociale crisis in Brussel. De veiligheidsproblematiek in de stationsbuurten is niet nieuw, voor de risico’s van de drugsepidemie in Brussel werd al talloze malen gewaarschuwd. Het aantal daklozen is op twee jaar tijd met bijna 20 procent gestegen. 30 procent van de Brusselaars leeft met een inkomen onder de armoedegrens, bijna 40 procent loopt risico op armoede of sociale uitsluiting – dubbel zoveel als het nationale gemiddelde, en dat terwijl het armoederisico in Vlaanderen net in dalende lijn gaat. Wie recht heeft op een sociale woning, moet daar gemiddeld twaalf jaar op wachten. Ondertussen staan duizenden sociale woningen leeg door gebrek aan renovatie. Sinds de coronacrisis is er dan ook nog eens een knoert van een drugscrisis – het aantal meldingen van druggebruik in de MIVB-stations steeg tussen 2021 en 2022 met maar liefst 70 procent. Elke andere regering zou aan deze alarmerende cijfers voldoende hebben om de alarmbel te luiden. Om orde op zaken te stellen, met harde hand op te treden tegen criminaliteit. Maar ook om werk te maken van een geïntegreerd sociaal plan. Uiteraard is het noodzakelijk om de aanwezigheid van politie in het Zuidstation te verhogen, en om met harde hand op te treden tegen diefstal, geweldpleging, openbaar druggebruik en alle andere fenomenen die de grimmige en onveilige sfeer in de hand werken. Maar het is een illusie te denken dat het probleem zal verdwijnen door boetes uit te delen of daklozen en druggebruikers weg te jagen. Het gaat hier niet om een louter politionele of juridische kwestie. De aanpak enkel en alleen daarop focussen, is een voorbeeld van symptoombestrijding die weliswaar noodzakelijk, maar niet voldoende is. Geïntegreerde aanpak Het bestrijden van een drugsepidemie in een complex en divers gewest als Brussel vereist een geïntegreerde en veelzijdige aanpak. Het gaat niet alleen om het aanpakken van de symptomen, maar ook om het begrijpen en aanpakken van de onderliggende oorzaken. Denk maar aan het inzetten op preventie en voorlichting om drugsgebruik te voorkomen, of het versterken van sociale diensten om de toegang tot medische en psychologische zorg te verbeteren. Ook het verhogen van de handhaving rond drugscriminaliteit, maar ook rond de verslechterde netheid en algemene criminaliteit, maken onlosmakelijk deel uit van zo’n geïntegreerde aanpak. Anderzijds is het cruciaal om snel werk te maken van wijkontwikkelingsplannen en -initiatieven, om de levenskwaliteit te verbeteren in de wijken waar de drugsgerelateerde criminaliteit de bovenhand dreigt te halen. Ik verwacht van minister-president Vervoort dat hij ten volle gebruik maakt van de bevoegdheden die het Brussels Gewest nu al heeft. Zo is de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie bevoegd voor alle materies rond gezondheid en bijstand aan personen. Zoek de druggebruikers actief op, begeleid hen met straathoekwerkers en hulporganisaties in de richting van plekken waar ze terecht kunnen voor hulp en behandeling. Creëer extra ruimte in afkickcentra, zodat de wachtlijsten er weggewerkt worden. En richt de ogen van politiediensten op de grote schuldigen: de drugsdealers en internationale netwerken. Dit probleem aanpakken is een werk van lange adem, net zoals de andere huizenhoge structurele problemen in Brussel dat zijn en zelfs niet los van deze crisis gezien kunnen worden – denk maar aan de stijgende armoedecijfers en de krappe woningmarkt. Maar wat voor zin heeft het om er zelf niet aan te beginnen, de paraplu open te trekken en te hopen dat een ander beleidsniveau het wel zal oplossen? Dat is niet de daadkracht die de Brusselaars verdienen.


bottom of page