'Het naïeve, door sommigen bewust gekoesterde idee dat bevoegdheden overhevelen de zaken voor eens en voor altijd duidelijk en eenvoudig maakt, raakt kant noch wal', vindt Paul Delva, fractievoorzitter van CD&V in het Brussels Parlement. 'Als het resultaat niet onmiddellijk zichtbaar is, laten beleidsmakers uitdagingen liggen.'
Wie splitst, zal samenwerken. Dat is een van de gevolgen van de verschillende staatshervormingen die ons land in het verleden doormaakte. De gewesten en gemeenschappen zijn, met alle bevoegdheden die ze vandaag hebben, allesbehalve eilanden die amper met elkaar communiceren, wel integendeel. Vanzelfsprekend werken zij samen op veel niveaus - vele bruggen werden gebouwd. Met name Brussel heeft hier een tweevoudig belang bij.
Enerzijds heeft Brussel zelf quasi geen gemeenschapsbevoegdheden - en laat onderwijs nu net een van de cruciale uitdagingen zijn van het Hoofdstedelijk Gewest. Anderzijds is Brussel voor de uitoefening op het terrein van zijn gewestbevoegdheden, onlosmakelijk verbonden met deze van zijn Vlaamse en Waalse tegenhangers. Of zou door de gewestgrens bijvoorbeeld een andere luchtkwaliteit ontstaan aan Vlaamse en aan Brusselse kant? We zien hoe deze samenwerking op sommige gebieden vlot verloopt, maar op andere vlakken volledig spaak loopt.
Met de zesde staatshervorming en de daarbij horende verdere overheveling van bevoegdheden van het federale naar het deelstatelijke niveau, werd de nood aan samenwerking alleen maar versterkt. De bevoegdheidsverdelingen werden bijgevolg soms erg complex. 'Kafka', roepen sommigen wellicht bijna meteen. Welnee, met Kafka heeft het weinig te maken, maar het is wel het gevolg van het adagium waarmee we dit stuk begonnen: 'wie splitst, zal samenwerken'.
Het naïeve, door sommigen bewust gekoesterde idee dat bevoegdheden overhevelen de zaken voor eens en voor altijd duidelijk en eenvoudig maakt, raakt natuurlijk kant noch wal. Want bestaande, historisch gegroeide juridische en technische verstrengelingen worden niet ongedaan gemaakt door te splitsen. Integendeel; ze worden dan net veel zichtbaarder.
De overheveling van de kinderbijslag - waarbij met tientallen verschillende familiale situaties rekening moet gehouden worden, kan als illustratie dienen. Nemen we als eenvoudig voorbeeld een gescheiden koppel met kinderen met co-ouderschap, waarbij de moeder in Vlaanderen woont en de vader in Wallonië. Hoe de uitbetaling van de kinderbijslag in concreto zal verlopen, zal opgenomen moeten worden in een samenwerkingsakkoord.
Wie splitst, moet bovenal ook rekening houden met de dagdagelijkse realiteit op het terrein. Wanneer het resultaat voor de verschillende partijen duidelijk en direct zichtbaar is, verloopt de samenwerking tussen de gewesten tenslotte vaak beter. Het samenwerkingsakkoord over het Zoniënwoud is bijvoorbeeld een gebied waar de gewesten uitstekend samenwerken. Het beheer is noodzakelijkerwijze op een intergewestelijke aanpak berust, gezien het bos zowel in Vlaanderen, Brussel als in Wallonië ligt.
Een ander voorbeeld van goede samenwerking is die op het vlak van de arbeidsmarkt, en dan voornamelijk wat betreft de interregionale mobiliteit van werkzoekenden. Door de vergrijzing zullen zo'n 700.000 Vlamingen tussen 2016 en 2026 de Vlaamse arbeidsmarkt verlaten. Brussel heeft een ten opzichte van Vlaanderen een relatief jonge bevolking, waardoor hier potentieel ligt om in Vlaanderen lege vacatures in te vullen.
Sinds enkele jaren werkt de VDAB nauw samen met de Brusselse arbeidsbemiddelaar Actiris om Brusselaars in Vlaanderen te werk te stellen. Nog nooit waren er zo veel Brusselaars aan het werk in Vlaanderen: een record van 51.000 personen. Het spreekt natuurlijk voor zich dat samenwerking op vlak van arbeidsmarkt duidelijke en zichtbare resultaten oplevert voor beide gewesten: duidelijke en snelle resultaten met economische winsten zijn het stokpaardje voor beleidsmakers.
In het mobiliteitsvraagstuk zijn resultaten dan weer niet onmiddellijk zichtbaar of toerekenbaar: de beleidsniveaus die daadwerkelijk iets aan de Brusselse mobiliteitsproblemen kunnen doen zien te weinig het rechtstreeks en dringend belang ervan in. Economische prikkels die de beleidsniveaus aansporen om hun voet van de rem te halen voor belangrijke investeringen die de Brusselse mobiliteitsknoop kunnen ontwarren, zijn er evenmin.
Door te weinig haast te maken met veranderingen in hun mobiliteitsbeleid of in de keuzes voor infrastructuurinvesteringen laten de andere beleidsniveaus dus belangrijke hefbomen om de fileproblematiek rond Brussel mee op te lossen, links liggen. Door het feit dat resultaten van constructieve samenwerking rond mobiliteit in Brussel wel makkelijk te meten zijn, maar moeilijk aan de verschillende gewesten toe te rekenen, blijft het gros van het fileleed ondertussen op de Brusselse schouders liggen.
In dit opzicht is ook de planning van strategische gebieden tekenend, alsook het gebrek aan transitparkings in Vlaanderen en Wallonië. Het slim plaatsen van transitparkings in de nabijheid van het openbaar vervoer zou een positieve impact kunnen hebben op het almaar groter wordende fileprobleem rond en in het Brussels Gewest. Echter, voor Vlaanderen zou het resultaat van een nieuwe transitparking op Vlaams grondgebied niet duidelijk zichtbaar en herkenbaar zijn, waardoor de nodige investeringen uitblijven.
Transitparkings in het Brusselse Gewest zelf komen eigenlijk te laat in het verplaatsingstraject van pendelaars. Samen met het statuut van de salariswagen en het vaak weinig performante openbaar vervoer zorgt deze factor er mee voor dat elke werkdag 200.000 wagens met pendelaars uit de andere gewesten naar Brussel rijden. De werken aan de Ring rond Brussel, aangestuurd door het Vlaamse Gewest, staan nu wel in de steigers.
Het lijkt er dus op dat de Gewesten efficiënt samenwerken wanneer het belang ervan voor de verschillende gewesten onmiddellijk duidelijk en tastbaar wordt. Echter, wanneer dat resultaat minder onmiddellijk zichtbaar is, laat de samenwerking soms te wensen over. Een soort van verzakelijking van de relaties in dossiers als deze nodig is, ook wanneer het niet om zuivere win-win dossiers gaat. Er moet anders worden nagedacht over uitdagingen die gewestgrenzen overstijgen.